Inhoudsindicatie

Schorsing en disciplinaire sanctie (berisping) wegens overtreden gedragscode bij Penitentiaire Inrichting.

Zaaknummer(s) 2022/00130 en 2022/00131
Datum uitspraak
Categorie(ën) verschil van mening,
zoals genoemd in 16.2 van de Cao Rijk
Een straf die uw werkgever wil opleggen
Relevante cao-bepaling(en) 15
Uitkomst zaak (deels) gegrond

Waar gaat de zaak over?

Verzoekers zijn werkzaam bij een Penitentiaire Inrichting. Volgens een melding aan de werkgever zouden zij zich jegens een gedetineerde hebben gedragen op een manier waardoor zij de regels met betrekking tot het betrachten van een professionele afstand zouden hebben geschonden. De werknemers zijn in verband met een onafhankelijk onderzoek door het Bureau Integriteit met onmiddellijke ingang door de werkgever geschorst, met behoud van doorbetaling van het salaris en overige emolumenten. Verder is aan de werknemers de toegang tot de betreffende werklocatie ontzegd.

Na het onderzoek door het Bureau Integriteit heeft de werkgever een berisping aan de werknemers opgelegd. Volgens de werkgever hebben de werknemers namelijk de geldende gedragscode(s) overschreden op de kernwaardes ‘Betrouwbaarheid’ en ‘Openheid’.

De werknemers zijn het hier niet mee eens en zijn daarom naar de commissie gestapt.

Hoe luidt de uitspraak van de commissie?

De commissie vindt dat de werkgever in redelijkheid heeft kunnen beslissen om de werknemers gedurende het onderzoek van het Bureau Integriteit een schorsing en een ontzegging van de toegang tot de werkplaats op te leggen. Dit als ordemaatregel en in verband met het belang van een zorgvuldig onderzoek.

Op grond van de gedragscode is het – wat betreft de kernwaarde ‘Betrouwbaarheid’ – niet toegestaan om verboden contacten te hebben. Concreet houdt dit volgens de gedragscode in dat het hebben van ‘een andere dan een werkrelatie met een justitiabele’ niet is toegestaan en dat, als deze wel bestaat, deze verplicht bij de werkgever moet worden gemeld. In de gedragscode staat vermeld dat bij een ‘andere’ relatie niet alleen gedacht moet worden aan een liefdes- of vriendschapsrelatie, maar ook aan het helpen van iemand. De commissie is van oordeel dat niet kan worden gezegd dat bij de werknemers sprake is (geweest) van een ‘andere dan een werkrelatie met een justitiabele’. De gedragingen van werknemers waren weliswaar gebruikelijk waren, maar dat maakt niet dat daarmee sprake is van een ‘andere’ relatie, zoals uitgewerkt in de gedragscode. Het initiatief lag bovendien niet bij de werknemers maar bij de gedetineerde.

Op grond van de gedragscode is het – wat betreft de kernwaarde ‘Openheid’ – niet toegestaan om informatie die voor de werkgever van belang is niet te melden of te delen met een leidinggevende of een collega. De commissie is in dit geval echter van oordeel dat de door de werkgever verweten gedragingen zowel vooraf als achteraf niet door de werknemers bespreekbaar had hoeven te worden gemaakt. Hierbij is van belang dat uit de gedragscode niet duidelijk blijkt welke contacten met een gedetineerde door een werknemer gemeld dienen te worden, nu de term ‘contacten’ daar niet nader is gespecificeerd. Verder was een leidinggevende bij de gebeurtenissen aanwezig, en heeft deze de werknemers niet op hun gedragingen aangesproken.

Bij het werken met gedetineerden is volgens de commissie sprake van een moeilijke balans tussen een zakelijke en meer persoonlijke aard van het onderlinge contact. In dit geval is die balans niet goed geweest, zo vinden de werknemers zelf ook. Toch vindt de commissie een waarschuwing meer op zijn plaats dan een berisping. Dit mede vanwege de lange en vrijwel onbesproken staat van dienst van de werknemers.

Over de uitspraken van de commissie en deze samenvatting

De geschillencommissie doet uitspraak over een voorgelegd meningsverschil. De uitspraak is echter niet bindend.
Afwijken van die uitspraak kan alleen gemotiveerd gebeuren. Dit is bepaald in § 16.2 van de cao.

Deze samenvatting is een vereenvoudigde, geanonimiseerde weergave van de officiële uitspraak van de commissie.

Aan de samenvatting kunnen geen rechten worden ontleend.