Inhoudsindicatie | Geschil over einde tijdelijke arbeidsovereenkomst |
---|---|
Zaaknummer(s) | 2024-00360 |
Datum uitspraak | |
Categorie(ën) verschil van mening, zoals genoemd in 16.2 van de Cao Rijk |
Ander onderwerp |
Relevante cao-bepaling(en) | H2 |
Uitkomst zaak | (deels) ongegrond |
Waar gaat de zaak over?
Werknemer is in dienst getreden op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (looptijd van 24 maanden) om de geschiktheid voor de functie te bepalen. Bij gebleken geschiktheid voor de functie volgt een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
De CAO rijk, versie 2021 is op de arbeidsovereenkomst van toepassing. De arbeidsovereenkomst is na afloop van de arbeidsovereenkomst niet voortgezet. Naar het oordeel van de werkgever is van de geschiktheid voor de functie niet gebleken. Dat heeft in hoofdzaak betrekking op het te weinig blijk geven van zelfstandig functioneren, hetgeen noodzakelijk is voor een goede uitoefening van de functie. Werknemer is halverwege de looptijd van de arbeidsovereenkomst uitgevallen wegens ziekte. Werknemer anticipeert op latere versies van de CAO Rijk en meent dat de arbeidsovereenkomst moet worden verlengd met de periode van afwezigheid wegens ziekte zodat werknemer een eerlijke kans krijgt de geschiktheid voor de functie aan te tonen.
Werknemer is van mening dat de werkgever niet duidelijk gemaakt heeft dat werknemer niet goed functioneert. Werknemer is niet in de gelegenheid gesteld het functioneren te verbeteren en de geschiktheid aan te tonen. Werkgever had werknemer gemotiveerd in kennis moeten stellen van concrete punten waarop werknemer het functioneren zou moeten verbeteren. Met de ontwikkelpunten die wel door werkgever zijn aangegeven is werknemer het niet eens.
De vraag die beantwoord moet worden is of werkgever in redelijkheid tot het oordeel heeft kunnen komen dat de arbeidsovereenkomst van werknemer niet wordt verlengd omdat werkgever heeft geoordeeld dat geen sprake is van gebleken geschiktheid van werknemer voor de functie.
Hoe luidt de uitspraak van de commissie?
De commissie oordeelt (en dat is de vaste lijn van de commissie) dat et toetsingskader bij ‘gebleken geschiktheid’ op grond van paragraaf 2.1 van de CAO Rijk is vastgelegd in de uitspraak van het Hof Arnhem-Leeuwarden van 13 november 2023, ECLI:NL:GHARL:2023:9551.
Aan de werkgever komt een grote beleids- en beoordelingsvrijheid toe. Die vrijheid wordt slechts beperkt door de beginselen van redelijkheid en billijkheid en de norm van goed werkgeverschap. Uit de rechtspraak blijkt dat de ambtenaar op een dusdanige wijze op de tekortkomingen in het functioneren dient te worden gewezen dat hij daaruit had kunnen opmaken dat beëindiging van de aanstelling zou volgen indien het functioneren niet binnen een redelijke termijn zou verbeteren (zie Rb. ’s-Gravenhage 30 maart 2004, ECLI:NL:RBSGR:2004:AP3637 TAR 2004/98, CRvB 10 december 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4472, TAR 016/31).
Het functioneren moet op een zodanig moment met de ambtenaar worden besproken dat hij de kans heeft om zijn functioneren te verbeteren en de ambtenaar moet een reële kans hiertoe krijgen, waarbij een redelijke termijn gegund moeten worden voor het tot stand brengen van de noodzakelijke geachte verbetering (zie o.a. CRvB 21 december 1989, ECLI:NL:CRVB:1989:AK4889, TAR 1990/37).
De commissie oordeelt dat het werknemer redelijkerwijs duidelijk moet zijn geweest dat zelfstandig werken een vereiste (kerncompetentie) vormde van de functie. Het moet werknemer redelijkerwijs duidelijk zijn geweest dat het niet of onvoldoende zelfstandig kunnen werken zou leiden tot de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Alhoewel de beoordeling ten aanzien van de geschiktheid na de periode van ziekte slechts een korte periode beslaat komt de commissie tot de conclusie dat werkgever in redelijkheid het besluit heeft kunnen nemen de arbeidsovereenkomst niet te verlengen omdat niet gebleken is van geschiktheid voor de functie. De twijfel bij werkgever over de zelfstandigheid is meermaals, ook nadat werknemer weer gedeeltelijk geschikt was haar eigen werkzaamheden uit te voeren, gedeeld met werknemer zodat werknemer bekend was met die twijfel van werkgever.
Werknemer heeft in de korte periode dat deze weer in staat was het eigen werk te verrichten werkgever niet van de geschiktheid voor de functie kunnen overtuigen. Alhoewel de onderbouwing door werkgever van het oordeel dat geen sprake is van gebleken geschiktheid ‘mager’ is, is dit volgens de commissie wel voldoende en is niet gebleken van handelen in strijd met de beginselen van redelijkheid en billijkheid of van slecht werkgeverschap.
Over de uitspraken van de commissie en deze samenvatting
De geschillencommissie doet uitspraak over een voorgelegd meningsverschil. De uitspraak is echter niet bindend.
Afwijken van die uitspraak kan alleen gemotiveerd gebeuren. Dit is bepaald in § 16.2 van de cao.
Deze samenvatting is een vereenvoudigde, geanonimiseerde weergave van de officiële uitspraak van de commissie.
Aan de samenvatting kunnen geen rechten worden ontleend.
Voor vragen of opmerkingen over de samenvatting, gelieve contact op te nemen met het secretariaat van de commissie via administratie.caopjuridisch@caop.nl.