Inhoudsindicatie | Geschil over bestraffing en terugvordering kosten deelauto |
---|---|
Zaaknummer(s) | 2023-00159 |
Datum uitspraak | |
Categorie(ën) verschil van mening, zoals genoemd in 16.2 van de Cao Rijk |
Een straf die uw werkgever wil opleggen |
Relevante cao-bepaling(en) | H15 |
Uitkomst zaak | (deels) ongegrond |
Waar gaat de zaak over?
De werknemer heeft een verzoek ingediend bij de commissie over een opgelegde berisping en een terugvordering van een geldbedrag. De werknemer is berispt vanwege het onterecht gebruik en te lang reserveren van een deelauto. Dit leidde tot kosten en de werkgever vordert deze van de werknemer terug.
De werknemer accepteert de berisping die gebaseerd is op het ongepast gebruik van de deelauto, maar maakt bezwaar tegen kosten voor reservering zonder gebruik hiervan. Hij stelt dat hij niet wist dat er kosten in rekening zouden worden gebracht voor gereserveerde auto’s die niet werden gebruikt. In de spelregels staat dat als er regelmatig geen gebruik wordt gemaakt van een geboekte auto zonder annulering, de werknemer daarop aangesproken wordt. De werknemer vindt dat de lange periode van reservering een aanleiding had moeten zijn voor de werkgever om hem te vragen of hij de auto gebruikte.
De werkgever heeft de werknemer zeven keer per e-mail geïnformeerd over de regels over het gebruik van de auto, maar pas bij de zevende e-mail werd hij persoonlijk gewezen op te lange reserveringen. De werknemer vraagt de commissie om te oordelen dat geen kosten of een aanzienlijk lager bedrag mocht worden teruggevorderd.
De werkgever stelt dat het verzoek van de werknemer niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat het niet voldoet aan de vereisten voor tussenkomst van het RABA volgens § 16. 1 van de cao. Het verzoek richt zich namelijk niet tegen de berisping, maar tegen de terugvordering van kosten verbonden aan het gebruik van de publieke deelauto.
De werkgever stelt tevens dat de berisping en de terugvordering terecht is opgelegd. De werkgever merkt op dat de werknemer herhaaldelijk per e-mail is gewezen op de regels voor het gebruik van de deelauto en dat deze in strijd met deze regels heeft. De werkgever stelt dat de acceptatie van de berisping door de werknemer een erkenning is de onrechtmatigheid van zijn gedragingen.
De werkgever geeft aan dat medewerkers zich moeten registreren bij het bedrijf dat de deelauto’s levert en akkoord moeten gaan met de gebruiksvoorwaarden, die duidelijk maken dat een reservering eindigt door annulering of wijziging, wat binnen een bepaalde termijn moet gebeuren. De werkgever benadrukt dat verzoeker geen goede verklaring heeft gegeven voor privéritten, waarvoor het gebruik van de deelauto verboden is.
De werkgever verwerpt ook een beroep van de werknemer op artikel 7:661 BW, omdat dit alleen betrekking heeft op schade aan eigendommen van de werkgever of derden tijdens het werk. De werkgever stelt dat hier sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de arbeidsovereenkomst en op de werknemer een schadevergoedingsplicht rust.
Hoe luidt de uitspraak van de commissie?
De commissie vindt dat er voldoende samenhang is tussen de berisping en de terugvordering om het onderwerp als een straf van de werkgever te beschouwen. De werkgever heeft zelf in een e-mail aangegeven dat er vier weken de tijd is voor verzoeker om een verzoek in te dienen bij de geschillencommissie. De commissie ziet daarom geen reden om het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren. De commissie heeft vastgesteld dat de werknemer akkoord gaat met de berisping, maar hij erkent slechts gedeeltelijk de onrechtmatigheid van zijn gedrag. Hij beweert dat hij handelde volgens afspraken met zijn leidinggevende, en dat de regels onduidelijk waren.
De commissie gaat de volgende vragen beantwoorden: of de werknemer handelde volgens afspraken met leidinggevenden, of de regels duidelijk waren, of de verweerder tijdig reageerde op zijn gedrag, en of de verzoeker zijn gedrag tijdig aanpaste.
De juridische basis voor de beoordeling betreffende de terugvordering is artikel 7:661 BW. De commissie oordeelt dat deze beoordeling geldt voor schade of kosten die door de werknemer zijn veroorzaakt. Het gebruik van deelauto’s voor zakelijke doeleinden valt onder deze beoordeling en staat niet ter discussie.
De commissie bevestigt dat artikel 7:661 BW niet in alle gevallen opzet of roekeloosheid van de werknemer vereist om hem aansprakelijk te stellen voor schade. Dit kan blijken uit de omstandigheden van het geval. De werknemer erkent dat hij de huurauto oneigenlijk heeft gebruikt. De commissie stelt dat de gedragingen van de werknemer meegewogen moeten worden in de beoordeling of hij werkelijk volgens afspraken heeft gehandeld en of er sprake was van roekeloosheid.
De commissie concludeert dat de werknemer niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij afspraken had gemaakt die het gebruik van de deelauto voor privédoeleinden of woon-werkverkeer toelieten. Wat betreft de spelregels zijn deze volgens de commissie voldoende duidelijk, maar er zijn punten die onduidelijk blijven, zoals het onderscheid tussen reserveren en gebruik. De commissie adviseert de werkgever om de regels te verduidelijken.
De commissie is van mening dat de werkgever verplicht was om de werknemer op zijn overtredingen te wijzen, wat niet tijdig genoeg is gebeurd. De commissie ziet echter dat de werknemer ook verantwoordelijk is voor het zich bewust zijn van de mogelijke gevolgen van zijn gedrag. De commissie concludeert dat de werknemer zijn gedrag niet tijdig heeft aangepast, ondanks waarschuwingen van de werkgever.
De conclusie is dat de werkgever recht heeft op terugvordering van de kosten die voortvloeien uit privégebruik van de deelauto, maar slechts gedeeltelijk voor de kosten die met de te lange reserveringen zijn gemoeid. Kosten tot de mail waarin verzoeker persoonlijk werd aangesproken kunnen voor de helft worden teruggevorderd, terwijl de kosten na deze datum volledig voor rekening van de werknemer komen, gezien hij voldoende op zijn overtredingen was gewezen.
Over de uitspraken van de commissie en deze samenvatting
De geschillencommissie doet uitspraak over een voorgelegd meningsverschil. De uitspraak is echter niet bindend.
Afwijken van die uitspraak kan alleen gemotiveerd gebeuren. Dit is bepaald in § 16.2 van de cao.
Deze samenvatting is een vereenvoudigde, geanonimiseerde weergave van de officiële uitspraak van de commissie.
Aan de samenvatting kunnen geen rechten worden ontleend.
Voor vragen of opmerkingen over de samenvatting, gelieve contact op te nemen met het secretariaat van de commissie via administratie.caopjuridisch@caop.nl .