Inhoudsindicatie

Geschil over uitbreiding uren

Zaaknummer(s) 2023-00130
Datum uitspraak
Categorie(ën) verschil van mening,
zoals genoemd in 16.2 van de Cao Rijk
Ander onderwerp
Relevante cao-bepaling(en) H3
Uitkomst zaak (deels) ongegrond

Waar gaat de zaak over?

De werknemer is het niet eens met de afwijzing van zijn verzoek om urenvermeerdering. Hij stelt dat de Wet flexibel werken (Wfw) van toepassing is, waardoor hij volgens artikel 2 een verzoek kon indienen. De werknemer beweert dat hij dit verzoek op tijd en goed onderbouwd heeft ingediend, dat de werkgever niet tijdig op het verzoek heeft beslist, en dat er afwijkingen mogelijk zijn in de cao voor de wijziging van arbeidsduur. De werknemer vraagt tevens om een aanpassing van zijn salaris met terugwerkende kracht.

De werknemer verwijst naar paragraaf 3. 1 van de CAO Rijk ter ondersteuning van zijn standpunt, waaronder het feit dat eerdere bepalingen die vergelijkbaar zijn, zijn opgenomen. Ook wordt er verwezen naar een uitspraak van de Rechtbank Rotterdam, waarin werd gesteld dat de Wfw van toepassing was op een soortgelijk verzoek.

Daarnaast stelt de werknemer dat de reden van de werkgever ‘verstoring van de bedrijfsvoering’, geen valide reden is voor de afwijzing. Hij vindt ook dat er een tekort aan personeel is op zijn afdeling, waardoor de bedrijfsvoering niet verstoord zou moeten zijn.

De werkgever is van mening dat het verzoek om de arbeidsduur te verhogen terecht is afgewezen. De werkgever stelt dat de wettelijke regels van artikel 2 Wfw niet gelden volgens paragraaf 3. 1 van de CAO Rijk. Er wordt uit een eerdere uitspraak van de kantonrechter Den Haag gehaald dat artikel 2 Wfw niet van toepassing is op verzoeken om de arbeidsduur van 36 naar 40 uur te verhogen. Dit komt omdat paragraaf 3.1 gebruik maakt van de uitsluitingsmogelijkheid van artikel 2, lid 15 Wfw. In de CAO Rijk 2021 is dit verder gewijzigd, maar de strikte uitleg van paragraaf 3. 1 leidt nog steeds tot uitsluiting van artikel 2 Wfw voor dergelijke verzoeken. Daarnaast is de Leidraad Roosterdiensten voor de werknemer van toepassing , waarin staat dat het niet wenselijk is om de arbeidsduur te verhogen boven gemiddeld 36 uur.

Als artikel 2 Wfw niet is uitgesloten, legt de werkgever uit dat de beslistermijn van artikel 2, lid 12 Wfw hier niet van toepassing is door redelijkheid en billijkheid. De werkgever merkt op dat de arbeidsduur van een Rijksambtenaar per definitie 36 uur is, en dit was ook besproken met de werknemer. Mocht de Wfw wel van toepassing zijn, dan stelt de werkgever dat er sprake is zwaarwegende bedrijfsbelangen, zoals de extra arbeidsduur die de financiële druk vergroot.

Tot slot, als er wettelijke rente en verhoging vereist zou zijn, vraagt de werkgever om matiging. Dit is gebaseerd op het feit dat artikel 2 Wfw volgens eerdere uitspraak niet van toepassing is, dat het salaris altijd op tijd is betaald, en dat de werknemer een arbeidsprestaties heeft verricht voor de extra uren. De werkgever geeft aan dat de vertraging in de besluitvorming o.a. te wijten is aan de feestdagen.

Hoe luidt de uitspraak van de commissie?

Partijen hebben verschillende standpunten over de toepassing van de Wet flexibel werken (Wfw) op dit verzoek. Werknemer vindt van wel, steunend op een uitspraak van de bestuursrechter van 21 april 2021. Werkgever meent dat de Wfw niet van toepassing is, verwijzend naar een uitspraak van de kantonrechter van 28 april 2021. De kantonrechter overwoog dat paragraaf 3. 1 van de CAO Rijk een omzetting is van een eerdere regeling en dat de Wfw toen niet op ambtenaren van toepassing was. Dit staat in contrast met de bestuursrechter die de Wfw wel toepaste.

De commissie concludeert dat de Wfw onder het oude recht wél van toepassing was op ambtenaren. De Wfw, die in 2016 in werking trad, is een wijziging van de Wet aanpassing arbeidsduur (Waa), die wel voor ambtenaren gold. Sinds 1 januari 2020 vallen Rijksambtenaren onder de CAO Rijk, waardoor de Wfw niet meer van toepassing is als er inhoudelijke bepalingen over flexibel werken in de CAO staan. De commissie is van oordeel dat de Wfw niet van toepassing is op verzoeken tot urenuitbreiding van 36 naar 40 uur, aangezien de CAO enkel verwijst naar de Wfw voor verzoeken tot 36 uur per week. De commissie acht de termijn die de werkgever heeft gehanteerd (twee maanden en twee dagen, met inbegrip van een kerstreces en personele wijzigingen van leidinggevenden in die periode) niet onredelijk. Paragraaf 3. 1 van de CAO Rijk bepaalt dat verzoeken om uren te verhogen van 36 naar 40 uur kunnen worden afgewezen als de bedrijfsvoering in gevaar komt. Een tekort aan formatieruimte geldt als zo’n gevaar en is een geldige reden voor afwijzing.

De werkgever heeft aangegeven dat er op de gewenste startdatum van de urenvermeerdering –genoeg roostermedewerkers aanwezig waren, er was zelfs sprake van overbezetting ten opzichte van de vastgestelde formatieruimte van 8,0 fte in februari 2023. De commissie merkt op dat de werknemer de beschikbare formatieruimte in februari 2023 van 8,0 fte niet betwist, maar wel de bezetting. De werknemer kan deze stelling niet bewijzen.

De commissie constateert dat het overzicht van de werkgever betrouwbaarder lijkt omdat het uit P-Direkt komt, in tegenstelling tot het overzicht van de werknemer. De commissie oordeelt dat het tekort aan formatieruimte en het financiële nadeel door overbezetting reëel zijn, wat leidt tot de conclusie dat een urenuitbreiding voor de werkgever de bedrijfsvoering zou verstoren.

De commissie concludeert dat uit de door de werknemer overgelegde memo niet blijkt dat er in februari 2023 al een tekort was. Het personeelstekort van 8% in het memo is verbonden aan het hoge aantal oudere medewerkers, wat invloed kan hebben op de nachtdiensten. De werknemer kan geen nachtdiensten draaien, dus het verhogen van zijn uren zou problemen voor de dag- en avonddiensten veroorzaken. De commissie concludeert dat het verhogen van de uren van de werknemer ook zonder een tekort aan formatieruimte tot verstoring van de bedrijfsvoering zou leiden.

Tot slot stelt de commissie vast dat een werkweek van meer dan 36 uur voor roostermedewerkers, zoals de werknemer, niet wenselijk is volgens de leidraad, die nadelige gevolgen van roostertechnische aard benadrukt. De afwijzing van het verzoek door de werkgever is gebaseerd op een redelijke belangenafweging.

Over de uitspraken van de commissie en deze samenvatting

De geschillencommissie doet uitspraak over een voorgelegd meningsverschil. De uitspraak is echter niet bindend.
Afwijken van die uitspraak kan alleen gemotiveerd gebeuren. Dit is bepaald in § 16.2 van de cao.

Deze samenvatting is een vereenvoudigde, geanonimiseerde weergave van de officiële uitspraak van de commissie.

Aan de samenvatting kunnen geen rechten worden ontleend.

Voor vragen of opmerkingen over de samenvatting, gelieve contact op te nemen met het secretariaat van de commissie via administratie.caopjuridisch@caop.nl .