Inhoudsindicatie

Aanspraak jubileumuitkering. Technische omzetting ARAR in CAO RIJK.

Zaaknummer(s) 2021/00284
Datum uitspraak
Categorie(ën) verschil van mening,
zoals genoemd in 16.2 van de Cao Rijk
Ander onderwerp
Relevante cao-bepaling(en) 6.4
Uitkomst zaak (deels) ongegrond

Waar gaat de zaak over?

De werknemers waar het in deze zaak om gaat zijn meer dan 48 jaar in dienst bij werkgever. Een aantal werknemers is uit dienst getreden en met pensioen.

De werknemers stellen dat zij onder het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR, geldig tot 1 januari 2020) recht hadden op een gedeeltelijke jubileumuitkering wanneer zij korter dan vijf jaar verwijderd waren van hun 50-jarige ambtsjubileum. Bij de omzetting van de bepalingen van het ARAR naar de CAO Rijk per 1 januari 2020 hebben de cao-partijen beoogd veranderingen in aanspraken (verbeteringen en verslechteringen) zoveel mogelijk te voorkomen. Op grond van artikel 27.2 van de CAO Rijk (Vangnetbepaling technische omzetting) dient bij een onbedoelde verbetering of verslechtering de cao-bepaling in lijn te worden gebracht met de inhoud van de bepaling in de vervallen rechtspositionele regeling. De werknemers stellen dat bij de omzetting van de aanspraak op een gedeeltelijke jubileumuitkering naar de CAO Rijk een verslechtering is opgetreden ten opzichte van het ARAR. Dit is strijdig met het gelijkheidsbeginsel omdat degenen die op 31 december 2019 met pensioen zijn gegaan volgens werknemers wél recht zouden hebben gehad op een gedeeltelijke jubileumuitkering.

De werkgever stelt dat in de CAO Rijk in paragraaf 6.4 is bepaald dat een ambtsjubileumuitkering wordt uitgekeerd bij een ambtsjubileum van 12,5 jaar, 25, 40 of 50 jaar. Medewerkers met een diensttijd van minimaal 10 jaar die binnen vijf jaar na ontslagdatum in aanmerking zouden komen voor een jubileumuitkering en die vanwege een reorganisatie of arbeidsongeschiktheid door ziekte (gedeeltelijk) zijn ontslagen, hebben recht op een gedeeltelijke jubileumuitkering. De werkgever ziet geen aanleiding om af te wijken van deze regeling omdat het niet toekennen van de gedeeltelijke jubileumuitkering niet zeer onredelijk is. Het wel toekennen zou tot ongewenste precedentwerking kunnen leiden.

De werkgever wijst erop dat er ook voor 1 januari 2020 onder het ARAR voor werknemers geen aanspraak bestond op een gedeeltelijke jubileumuitkering, omdat er onder het ARAR ook sprake moest zijn van ontslag vanwege een reorganisatie of arbeidsongeschiktheid door ziekte. Daarvan is bij werknemer  geen sprake. De regeling voor de toekenning van een gedeeltelijke jubileumuitkering onder het ARAR en de cao is gelijk. Er is geen sprake van ongelijke behandeling of benadeling van werknemers.

Hoe luidt de uitspraak van de commissie?

De regeling voor een gratificatie bij een ambtsjubileum was in het ARAR neergelegd in artikel 79 eerste lid, en de regeling voor de diensttijdgratificatie (gedeeltelijke jubileumuitkering) in artikel 79 lid 2. Artikel 79 lid 2 en artikel 49 pp ARAR regelden dat de ambtenaar aan wie ontslag is verleend wegens langdurige arbeidsongeschiktheid -onder voorwaarden- aanspraak had op een diensttijdgratificatie. Artikel 49 pp ARAR regelde dat de ambtenaar aan wie als VWNW-kandidaat ontslag is verleend –onder voorwaarden- aanspraak heeft op een diensttijdgratificatie.

Paragraaf 6.4 CAO Rijk biedt aanspraak op een jubileumvergoeding als de medewerker 12,5, 25, 40 of 50 jaar bij de overheid heeft gewerkt. Aanspraak op een gedeeltelijke jubileumuitkering bestaat -onder voorwaarden- voor medewerkers die vanwege een reorganisatie of arbeidsongeschiktheid door ziekte (gedeeltelijk) zijn ontslagen.

De commissie constateert dat de gratificatieregeling zoals deze tot 1 januari 2020 gold onder het ARAR gelijkluidend is overgenomen in de CAO Rijk. Er heeft zich geen wijziging in de regeling voorgedaan. Uit de gegevens van werknemers blijkt dat zij onder het ARAR noch onder de cao aanspraak hebben op een gedeeltelijke jubileumuitkering. Zij voldoen niet aan de gestelde voorwaarden. Het is de commissie niet gebleken dat binnen de organisatie van werkgever naast paragraaf 6.4 van de cao nog een andere of aanvullende regeling van toepassing is of was die een juridische basis kan bieden voor de aanspraak van werknemers. Ook is de commissie niet gebleken van concrete voorbeelden van medewerkers die, in gelijke omstandigheden als werknemers, onder de werking van het ARAR succesvol aanspraak hebben gemaakt op een gedeeltelijke jubileumuitkering. De werkgever heeft de regeling in paragraaf 6.4 CAO Rijk correct toegepast. De beslissing is niet in strijd met goed werkgeverschap of het gelijkheidsbeginsel.

Over de uitspraken van de commissie en deze samenvatting

De geschillencommissie doet uitspraak over een voorgelegd meningsverschil. De uitspraak is echter niet bindend.
Afwijken van die uitspraak kan alleen gemotiveerd gebeuren. Dit is bepaald in § 16.2 van de cao.

Deze samenvatting is een vereenvoudigde, geanonimiseerde weergave van de officiële uitspraak van de commissie.

Aan de samenvatting kunnen geen rechten worden ontleend.

Voor vragen of opmerkingen over de samenvatting, gelieve contact op te nemen met het secretariaat van de commissie via administratie.caopjuridisch@caop.nl.