Inhoudsindicatie

Strafoplegging. Opleggen van een schriftelijke berisping wegens ongepaste uitlatingen en gedragingen.

Zaaknummer(s) 2024-00089
Datum uitspraak
Categorie(ën) verschil van mening,
zoals genoemd in 16.2 van de Cao Rijk
Een straf die uw werkgever wil opleggen
Relevante cao-bepaling(en) 15
Uitkomst zaak (deels) gegrond

Waar gaat de zaak over?

De werknemer heeft meerdere berichten gestuurd naar zijn collega’s en leidinggevende die als aanstootgevend zijn ervaren. Tevens is de werknemer tijdens afwezigheid wegens arbeidsongeschiktheid zonder toestemming van zijn leidinggevende vertrokken naar het buitenland.

De werkgever is van mening dat de gedragingen van de werknemer in strijd zijn met goed ambtenaarschap. De werkgever is van oordeel dat de individuele gedragingen en handelingen, alsmede het cumulerende resultaat van het geheel van de situatie de straf van de schriftelijke berisping rechtvaardigt. Tevens stelt de werkgever dat de werknemer niet-ontvankelijk is in zijn verzoek omdat er een termijnoverschrijding is van anderhalve week.

De werknemer kan zich niet vinden in de opgelegde straf. Volgens hem is zijn gedrag mogelijk te wijten aan zijn psychische ziekte. De psychiater heeft aangeven dat het niet vast te stellen was maar ook niet uit te sluiten dat zijn gedragingen voortkomen uit zijn ziekte. De werknemer erkent dat hij zonder toestemming naar het buitenland is vertrokken. Het was een noodsituatie en zijn leidinggevenden en bedrijfsarts waren met vakantie. Zodra de eerste leidinggevende terug was van vakantie heeft hij de reis gemeld.

Hoe luidt de uitspraak van de commissie?

De commissie is – processueel – van oordeel dat de termijnoverschrijding in dit geval verschoonbaar is. De werkgever heeft bij de strafoplegging zelf nergens aangegeven dat de werknemer het besluit binnen vier weken kan voorleggen aan de commissie als hij het daar niet mee eens zou zijn. Verder heeft de werknemer na ontvangst van het besluit op dezelfde dag al aangegeven het oneens te zijn met de straf. Zelfs op dat moment heeft de werkgever hem niet gewezen op de mogelijkheid om het geschil voor te leggen aan de commissie. De commissie is van mening dat van een goed werkgever mag worden verwacht dat hij een werknemer bij een strafoplegging zelfstandig op de mogelijkheid wijst om een verzoek in te dienen bij de commissie. Tevens bedraagt de termijnoverschrijding slechts anderhalve week, waardoor de werkgever naar het oordeel van de commissie (nog) niet geschaad is in mogelijke belangen.

De commissie constateert dat het zonder toestemming naar het buitenland vertrekken de werkgever uiteindelijk heeft doen besluiten om de straf op te leggen. De commissie is van oordeel dat de werkgever naar aanleiding daarvan in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de werknemer de straf van schriftelijke berisping op te leggen. De commissie heeft daarbij mede in aanmerking genomen dat dit binnen de CAO Rijk de minst ingrijpende vorm van straf is en dat deze straf voornamelijk een verandering beoogt in gedrag en houding. De werkgever heeft toegelicht dat hij met deze straf de werknemer ook wilde waarschuwen dat hij zo niet verder kan. De commissie kan de werkgever daarin volgen, temeer nu de overtredingen van de regels door de werknemer zich kort achter elkaar voordeden.

De werknemer en werkgever interpreteren de mededeling van de bedrijfsarts over het verband tussen de gedragingen en de ziekte van de werknemer anders. Zelf kan de commissie niet vaststellen in welke mate de ziekte van de werknemer van invloed is geweest op zijn handelen. De commissie acht dit echter als zodanig niet relevant voor de beoordeling van de vraag of de werkgever een disciplinaire straf mocht opleggen. Het gaat in dit geschil immers niet om een strafrechtelijke zaak. De commissie ziet dat de werknemer kampt met psychische klachten. Toch moet ook de werknemer zich ook onder die omstandigheden houden aan de gegeven voorschriften, instructies en aanwijzingen. De werkgever heeft bij de handhaving van zijn regels namelijk ook een collectief belang en heeft jegens al zijn werknemers een zorgplicht.

De commissie is van oordeel dat de werkgever redelijkerwijs heeft kunnen besluiten om de werknemer de straf van de schriftelijke berisping op te leggen.

Over de uitspraken van de commissie en deze samenvatting

De geschillencommissie doet uitspraak over een voorgelegd meningsverschil. De uitspraak is echter niet bindend.

Afwijken van die uitspraak kan alleen gemotiveerd gebeuren. Dit is bepaald in § 16.2 van de cao.

Deze samenvatting is een vereenvoudigde, geanonimiseerde weergave van de officiële uitspraak van de commissie.

Aan de samenvatting kunnen geen rechten worden ontleend.

Voor vragen of opmerkingen over de samenvatting, gelieve contact op te nemen met het secretariaat van de commissie via administratie.caopjuridisch@caop.nl.