Inhoudsindicatie | De rechtmatigheid van een algemene compensatieregeling voor het structureel niet uitbetalen van de toelage werktijdverschuiving. |
---|---|
Zaaknummer(s) | 2023-00096 |
Datum uitspraak | |
Categorie(ën) verschil van mening, zoals genoemd in 16.2 van de Cao Rijk |
Ander onderwerp |
Relevante cao-bepaling(en) | H22 |
Uitkomst zaak | (deels) ongegrond |
Waar gaat de zaak over?
De werknemer vraagt de commissie zich uit te spreken over de door de werkgever geboden compensatie vanwege het langdurig niet betalen van verschoven uren. De werknemer meent dat de aangeboden compensatie onvoldoende is en dat zijn eigen berekening dient te worden gevolgd.
De werknemer heeft lange tijd geen vergoeding voor verschoven uren ontvangen ofschoon hij daar recht op had. Eind 2021 heeft de werkgever erkend dat dit een omissie was en werknemers die het betrof compensatie geboden. Deze compensatie kwam volgens de werknemer niet overeen met de gederfde inkomsten, daarom heeft de werknemer niet ingestemd. Er is tot tweemaal toe een aangepast aanbod gedaan, waarop de werknemer kon reageren. De werknemer is hier niet op ingegaan.
Het uitgangspunt van de werkgever om uit te gaan van een werktijdverschuiving van 0,59 uur per maand acht de werknemer te laag, omdat dit aantal is gebaseerd op een periode van vier maanden gedurende de zomerperiode in 2021. In de zomerperiode wordt gebruik gemaakt van het zomerrooster, waardoor minder diensten behoeven te worden verschoven. In de winterperiode is het ziekteverzuim hoger. Daarnaast is in het jaar 2021 sprake geweest van ziekteverzuim door corona, waardoor het aantal verschoven diensten hoger is geweest dan in de periode die de werkgever als uitgangspunt hanteert. Dit kwam omdat in deze periode corona al op zijn retour was en het ziekteverzuim sterk afnam. De werknemer komt op grond van zijn eigen administratie tot de conclusie dat het gemiddeld gaat om 1,3 uur werktijdverschuiving over een periode van 184 maanden. De werknemer is daarom van mening recht te hebben op een compensatie op grond van 1,3 uur maal 184 maanden is 239 uur.
De werkgever erkent dat de werknemer recht heeft op vergoeding voor elk uur dat in afwijking van het arbeidspatroon wordt gewerkt waarvan de werknemer korter dan 72 uur van tevoren op de hoogte wordt gesteld. De toelage bedraagt 45% van het uurloon, tot 1 januari 2023 gemaximeerd tot het uurloon van schaal 7 trede 10, daarna tot schaal 8 trede 10, vanaf 1 april 2023 € 11,24 per uur. Vanaf mei 2021 wordt de toelage in voorkomende gevallen toegekend. De werkgever heeft onderzoek gedaan hoe de werknemer en zijn collega’s redelijkerwijs gecompenseerd kunnen worden. Echter, een gedegen administratie van verschoven uren ontbreekt. Hierdoor is het niet mogelijk gebleken om op individuele basis compensatie te bieden. Daarnaast is sprake van grote verschillen tussen de onderlinge roosters van de diverse medewerkers, er is geen sprake van één representatief rooster. De werkgever heeft daarom een periode van vier maanden, (april t/m juli) in 2021 gehanteerd als referentieperiode waarin het aantal verzoeken tot verschuiving binnen 72 uur, is onderzocht, om te komen tot een collectieve regeling. Wel is rekening gehouden met verschillende locaties waar verschillende werkzaamheden en werktijden worden aangehouden en verschillende categorieën medewerker. Voor de categorie waar de werknemer deel van uitmaakt heeft dit geresulteerd in een gemiddelde werktijdverschuiving van 0,59 uur per maand gedurende vijf jaar. De werkgever geeft aan dat de Ondernemingsraad tijdens het proces steeds is geïnformeerd en dat de Ondernemingsraad de compensatieregeling beschouwt als een passende oplossing.
Hoe luidt de uitspraak van de commissie?
De commissie is van oordeel dat de navordering ziet op de periode 2016-2021, zijnde vijf jaren gelet op de verjaringstermijn van vijf jaar. Omdat concrete gegevens over deze periode niet meer voorhanden zijn, heeft de werkgever een generieke regeling ontworpen. Hierbij is gebruik gemaakt van gegevens die uit de agenda’s van de werknemer naar voren zijn gekomen. Daarnaast is, om tegemoet te komen aan het gegeven dat de werkgever daarvoor ook al onterecht geen vergoeding voor verschoven uren heeft toegekend en omdat werknemers die langer in dienst zijn meer schade zullen hebben geleden, de regeling aangevuld met een bedrag dat wordt berekend op grond van het aantal dienstjaren. De werkgever heeft steeds de werknemers en medezeggenschap betrokken bij het zoeken naar een passende regeling die recht doet aan de geleden derving van inkomsten. De commissie is daarom van mening, dat de werkgever een passende compensatieregeling heeft ontworpen.
Ook is werknemer de mogelijkheid geboden om op basis van de individueel vastgestelde uren (agenda’s) gecompenseerd te worden. De werknemer gaat in zijn berekening uit van een periode langer dan 5 jaren. Daarnaast wil de werknemer het bedrag dat de werkgever in de berekening van de generieke compensatieregeling heeft opgenomen voor het aantal dienstjaren. Met de werkgever is de commissie van mening, dat of gebruik kan worden gemaakt van de generieke compensatieregeling of dat op individuele basis op grond van de 0,59 verschoven uren per maand een berekening wordt gemaakt van de gederfde inkomsten over een periode van maximaal vijf jaren. Op grond van hetgeen de werkgever heeft overlegd is voldoende aannemelijk gemaakt dat 0,59 uur een redelijk uitgangspunt is voor de berekening van de verschoven uren.
Gebruik maken van de generieke compensatieregeling met daarnaast een berekening van de werkelijk gederfde inkomsten zou naar de mening van de commissie dubbel zijn en niet eerlijk ten opzichte van de overige werknemers. De commissie kan zich daarom niet vinden in het verzoek van de werknemer om uit te spreken dat de door de werkgever geboden compensatie vanwege het langdurig niet betalen van verschoven uren onvoldoende is en dat de berekening van de werknemer dient te worden gevolgd.
De commissie is van mening dat de werkgever correct heeft gehandeld.
Over de uitspraken van de commissie en deze samenvatting
De geschillencommissie doet uitspraak over een voorgelegd meningsverschil. De uitspraak is echter niet bindend.
Afwijken van die uitspraak kan alleen gemotiveerd gebeuren. Dit is bepaald in § 16.2 van de cao.
Deze samenvatting is een vereenvoudigde, geanonimiseerde weergave van de officiële uitspraak van de commissie.
Aan de samenvatting kunnen geen rechten worden ontleend.
Voor vragen of opmerkingen over de samenvatting, gelieve contact op te nemen met het secretariaat van de commissie via administratie.caopjuridisch@caop.nl .