Inhoudsindicatie

Afspraken inzake reistijdcompensatie.

Zaaknummer(s) 2023-00057
Datum uitspraak
Categorie(ën) verschil van mening,
zoals genoemd in 16.2 van de Cao Rijk
Ander onderwerp
Relevante cao-bepaling(en) H14
Uitkomst zaak (deels) ongegrond

Waar gaat de zaak over?

Met de werknemer zijn afwijkende afspraken gemaakt over de reistijd compensatie – op grond van het Van-Werk-Naar-Werk beleid – vanwege zijn mantelzorgtaken ten behoeve van zijn plaatsing in Den Bosch als VWNW-kandidaat. Dat is akkoord bevonden door de toenmalig HR- directeur. Op diezelfde dag zijn de afspraken ook per e-mail aan de werknemer toegezonden. In 2020 heeft een functioneringsgesprek met de werknemer plaatsgevonden. Daarbij is ook zijn recht op reistijd/werktijd compensatie besproken. De afspraak inzake zijn compensatie reistijd zou blijven gelden. Zijn leidinggevende gaf in dat kader aan dat zij vanwege het tijdelijke karakter – immers in 2023 zou het team worden ontbonden – met de gemaakte afspraak akkoord ging. Nadat bekend werd dat het team niet zou worden ontbonden hebben meerdere gesprekken plaatsgevonden met de werknemer over de reistijdcompensatie. De werkgever wilde de afspraken omtrent de reistijdcompensatie wijzigen en heeft daartoe een voorstel gedaan. Dat voorstel is afgewezen door de werknemer.

De werkgever stelt dat hij gelet op de veranderde omstandigheden de reistijdcompensatie afspraak mag aanpassen. Daarbij neemt de werkgever mee dat de functie van de werknemer ook na 2023 zal blijven bestaan ondanks eerdere verwachtingen. Verder geeft de werkgever aan dat al is afgeweken van het VWNW-beleid inzake het afbouwschema van de reistijdcompensatie. De werkgever heeft de afwijking toegestaan vanwege de mantelzorgtaken van de werknemer. Het is niet de bedoeling geweest om de afwijking voor onbepaalde tijd in stand te houden. Tot slot stelt de werkgever dat een redelijk voorstel is gedaan aan de werknemer.

De werknemer kan zich niet vinden in het aanpassen van de gemaakte afspraken van zijn reistijdcompensatie. Hij stelt dat de afspraken over reistijdcompensatie zijn gemaakt in het kader van de overgang van hem naar de werkgever in het kader VWNW-traject en die afspraken geen tijdelijk karakter hebben. De grond voor deze afspraken ligt niet gelegen in de mantelzorgtaken van de werknemer.

Hoe luidt de uitspraak van de commissie?

De commissie is van oordeel dat de werkgever de afwijkende afspraken inzake reistijdcompensatie mag aanpassen gelet op de omstandigheden. Op basis van de overgelegde stukken en de informatie die partijen hebben verstrekt tijdens de hoorzitting, is de commissie van mening dat partijen een koppeling hebben beoogd met de mantelzorgtaken van verzoeker en de compensatieregeling. Volgens de commissie is met de afspraak tussen partijen niet beoogd om de reistijdafspraken voor onbepaalde tijd door te laten lopen. Er wordt daarin wel melding gemaakt dat de afbouw van reistijdcompensatie niet zal plaatsvinden, maar er wordt geen melding gemaakt ten aanzien van een afwijkend tijdsverloop (vijf jaar) van deze regeling. Volgens de commissie is het voorgaande niet concreet genoeg opgeschreven door de werkgever, maar kan uit de tekst wel worden afgeleid dat het de bedoeling is geweest de afbouwregeling niet te volgen. In andere woorden, de werknemer behoudt – gezien zijn mantelzorgtaken – gedurende vijf jaar recht op een reistijdcompensatie zonder afbouw.

De commissie oordeelt dat de werkgever in de gegeven omstandigheden de gemaakte afspraken mag wijzigen. Door de werkgever is namelijk ook al een ruime afwijking gehanteerd ten opzichte van de gebruikelijke reistijdcompensatie met afbouw. Gebleken is dat de werknemer al meer reistijdcompensatie heeft ontvangen dan hij in beginsel had moeten ontvangen. Daarbij speelt ook een rol dat het team niet, zoals verwacht, is opgeheven in 2023. De commissie neemt in haar oordeel mee dat normaliter een reistijdcompensatie voorziening voor maximaal vijf jaar geldt, met daarin een afbouwregeling. De werknemer maakt sinds 1 januari 2020 gebruik van de compensatieregeling, waarbij volledige compensatie van zijn reistijd is verleend. In de nieuwe afspraken is ook geen sprake van een afbouwregeling. De commissie stelt dat het gedane voorstel meer dan redelijk is.

Over de uitspraken van de commissie en deze samenvatting

De geschillencommissie doet uitspraak over een voorgelegd meningsverschil. De uitspraak is echter niet bindend.
Afwijken van die uitspraak kan alleen gemotiveerd gebeuren. Dit is bepaald in § 16.2 van de cao.

Deze samenvatting is een vereenvoudigde, geanonimiseerde weergave van de officiële uitspraak van de commissie.

Aan de samenvatting kunnen geen rechten worden ontleend.

Voor vragen of opmerkingen over de samenvatting, gelieve contact op te nemen met het secretariaat van de commissie via administratie.caopjuridisch@caop.nl .