Inhoudsindicatie | Afkeuren van declaraties |
---|---|
Zaaknummer(s) | 2023-00041 |
Datum uitspraak | |
Categorie(ën) verschil van mening, zoals genoemd in 16.2 van de Cao Rijk |
Ander onderwerp |
Relevante cao-bepaling(en) | H10 |
Uitkomst zaak | (deels) gegrond |
Waar gaat de zaak over?
De reisdeclaraties van de werknemer zijn afgekeurd. De werknemer verzoekt de commissie om te adviseren dat het besluit inhoudend dat de declaraties van de werknemer worden afgekeurd, dient te worden ingetrokken. De werknemer geeft aan dat op grond van paragraaf 10.2 van de CAO Rijk hij recht heeft op hetgeen hij heeft gedeclareerd. In de genoemde declaraties worden gedeclareerd: de reiskosten (kilometer vergoeding), maaltijden en de dagvergoedingen.
Ter discussie staan de maaltijdvergoedingen en dagvergoedingen.
De werkgever geeft aan dat volgens de CAO Rijk sprake moet zijn van daadwerkelijk gemaakte kosten en dat de maaltijd moet zijn genuttigd in een gelegenheid die daarvoor is bedoeld, een algemeen toegankelijke gelegenheid die logies en/of maaltijden en/of dranken ter consumptie aanbiedt. Omdat is aangegeven dat de maaltijd moet zijn genuttigd in een daarvoor bedoelde gelegenheid kan ook geen aanspraak worden gemaakt op vergoeding van kosten voor bezorgmaaltijden of meegenomen maaltijden. De werkgever gaat ervan uit dat de werknemer zijn maaltijden nuttigde op zijn werklocatie. Tijdens de dienst verlaat de werknemer het werkobject niet. Alleen al omdat de werknemer de werklocatie niet tijdens de diensttijd heeft verlaten, en de maaltijden aldus niet heeft genuttigd in een gelegenheid die daarvoor is bedoeld, bestaat volgens de werkgever geen recht op vergoeding voor maaltijden. Voor de kosten met betrekking tot ontbijt geldt daarnaast nog dat sprake moet zijn van overnachting. Ook dat is niet het geval.
Ten aanzien van de dagvergoeding stelt de werkgever, dat uit de toelichting op het declareren van reiskosten zoals opgenomen op het Rijksportaal blijkt, dat er daadwerkelijk gemaakte kosten, ongeacht de hoogte, tegenover dienen te staan. Indien de werknemer gedurende de diensttijd op de tijdelijke werklocatie gebruik kan maken van hiertoe bedoelde faciliteiten zoals ook de collega-werknemers, dan vervalt het recht op vergoeding. Immers uitgangspunt is dat werknemers ten opzichte van elkaar niet worden bevoordeeld.
Hoe luidt de uitspraak van de commissie?
Ten aanzien van het declareren van het ontbijt merkt de commissie op, dat voorafgaand aan het ontbijt een overnachting moet hebben plaatsgevonden. Dit is niet gebleken. Overigens heeft de werknemer op de hoorzitting beaamd dat op grond van de regelgeving hierop geen recht bestond, en dat de declaratie wat dit aspect betreft terecht is afgekeurd.
Ten aanzien van de dagvergoeding overweegt de commissie om in aanmerking te komen voor de vergoeding voor verblijfkosten gelden volgens de CAO Rijk als voorwaarden dat de dienstreis minimaal 4 uur duurt en de bestemming van de dienstreis in een andere gemeente of op minimaal een kilometer afstand ligt van de eigen werklocatie. Tussen partijen is niet in geschil dat aan deze voorwaarden wordt voldaan. Volgens de CAO Rijk 2022-2024 gelden voor de dagvergoeding geen aanvullende voorwaarden. De dienstreis vangt aan op het moment dat de werknemer zijn woning verlaat en eindigt op het moment dat hij zijn woning weer betreedt. De omvang van de dienstreis is meer dan vier uren. De commissie acht het aannemelijk dat de werknemer – zoals hij zelf verklaart – tijdens zijn reistijd iets nuttigt, dan wel kosten maakt waartoe de dagvergoeding ziet. Gebleken is dat de maaltijden die de werknemer declareerde betrekking hebben op diensten die de bedoelde tijdsintervallen omvatten. Dat de maaltijd zelf buiten de werktijd wordt genuttigd maakt dit naar het oordeel van de commissie niet anders, nu de kosten nog binnen het kader van de van de dienstreis worden gemaakt. De regeling vereist immers niet dat de maaltijd zelf tussen 12 en 14 uur moeten worden genuttigd. In dit geval is helder dat werknemer ook niet in de gelegenheid is om binnen dit tijdsbestek een maaltijd te nuttigen in een daartoe bestemde gelegenheid omdat hij zijn werkplek immers niet mag verlaten.
Ten aanzien van de gelijke behandeling van medewerkers is de commissie met de werkgever van mening dat gelijke gevallen gelijk moeten worden behandeld. Het gaat hierbij echter wel om een individuele beoordeling op de regels van de cao. Nu bij de ene werknemer sprake van een dienstreis en bij andere medewerkers niet, is er geen sprake van gelijke gevallen die gelijk moeten worden behandeld.
De commissie oordeelt dat de werkgever de declaraties voor zover die betrekking hebben op het onderdeel ontbijt terecht heeft afgekeurd. De onderdelen van declaraties die betrekking hebben op de dagvergoeding alsmede de lunchvergoeding of de dinervergoeding, voor zover er sprake is van een verplichte aanwezigheid op de werklocatie tijdens de gestelde tijdsintervallen, zijn naar het oordeel van de commissie onterecht afgekeurd.
Over de uitspraken van de commissie en deze samenvatting
De geschillencommissie doet uitspraak over een voorgelegd meningsverschil. De uitspraak is echter niet bindend.
Afwijken van die uitspraak kan alleen gemotiveerd gebeuren. Dit is bepaald in § 16.2 van de cao.
Deze samenvatting is een vereenvoudigde, geanonimiseerde weergave van de officiële uitspraak van de commissie.
Aan de samenvatting kunnen geen rechten worden ontleend.
Voor vragen of opmerkingen over de samenvatting, gelieve contact op te nemen met het secretariaat van de commissie via administratie.caopjuridisch@caop.nl .