Inhoudsindicatie | Functie-indeling en de toezegging van een extra beloning door een onbevoegde teamleider. |
---|---|
Zaaknummer(s) | 2022-00253 |
Datum uitspraak | |
Categorie(ën) verschil van mening, zoals genoemd in 16.2 van de Cao Rijk |
Of werkzaamheden passen binnen functiegroep Functiegebouw Rijk |
Relevante cao-bepaling(en) | H6 |
Uitkomst zaak | (deels) gegrond |
Waar gaat de zaak over?
De werknemer verzoekt om zijn functie aan te passen en in te delen in functietypering schaal 7 in plaats van schaal 6. Daarnaast is verzocht om een extra toeslag die volgens de werknemer aan hem is toegezegd. De werknemer is van mening dat hij verantwoordelijk is voor een goede borging en bewaking van de kwaliteit van de bijbehorende uitvoerende werkzaamheden. Indeling in de functietypering van schaal 7 ligt volgens de werknemer meer voor de hand, omdat sprake is van het plannen en bewaken van de voortgang van werkzaamheden, het signaleren van dreigende situaties en het voorkomen daarvan, het coördineren dan wel het aansturen van operationele inzet en begeleiding van in- en externe medewerkers op een afgebakend gebied en het samenwerken met personen of instanties die eigen belangen hebben.
Ten aanzien van de toezegging van de extra beloning is gewezen op een toezegging uit het jaar 2020. Er zou zijn toegezegd dat de werknemer een toeslag zou ontvangen met de omvang van het verschil tussen schaal 6 en schaal 7. De toezegging is in 2020 gedaan vanwege uitgebreide werkzaamheden. Dit is opgenomen in het verslag van het personeelsgesprek 2019-2020. In het beoordelingsgesprek van 2022 is opnieuw vastgesteld dat de werknemer boven het niveau van schaal 6 werkt.
De werkgever geeft aan dat naar aanleiding van het verzoek van de werknemer er een herindeling is uitgevoerd. Twee adviseurs van de werkgever en twee adviseurs van UBR hebben door middel van gesprekken met leidinggevenden, de werknemer en een HRM-adviseur het samenstel van werkzaamheden opgesteld. Op grond hiervan is het indelingsadvies opgesteld. Dit is vervat in het adviesrapport. Het advies luidt dat de functie past in de functietypering schaal 6.
Ten aanzien van de toezegging geeft de werkgever aan dat de toezegging is gedaan door een de leidinggevende, maar de leidinggevende daar niet toe bevoegd was. Daarnaast is de toezegging gebaseerd op de indeling van de functie van de werknemer waar de leidinggevende geen expertise in heeft. Daarnaast is de leidinggevende gewezen op de procedurele gang van zaken, waarbij onder meer de mandaatstelling en de procesgang is beschreven. In het laatste gesprek wordt verwezen naar het maken van afspraken gemaakt om de werknemer op het niveau van schaal 7 te laten functioneren. De werkgever betwist dat er een onvoorwaardelijke toezegging is gedaan.
Hoe luidt de uitspraak van de commissie?
De commissie stelt vast dat partijen een verschillend beeld hebben van de diepgang en de zwaarte van de werkzaamheden. Met name ten aanzien van de rol van de werknemer bij projecten en de contacten met en advisering aan externe partijen zijn aanleiding voor discussie. De commissie stelt daarnaast vast dat een functieonderzoek is verricht door UBR organisatie inrichting, de instantie die bedoeld is om te adviseren ten aanzien van dergelijke vraagstukken. Op grond van hetgeen de werknemer in het bezwaarschrift heeft opgenomen en op de hoorzitting verder heeft toegelicht, is het de commissie niet gebleken dat UBR bij de indeling van het samenstel van werkzaamheden is uitgegaan van een verkeerd functiebeeld of dat het te beoordelen samenstel van werkzaamheden onvolledig zou zijn. Dit betekent dat de commissie aan de hand van de beschikbare stukken en hetgeen in de hoorzitting naar voren is gebracht geen aanleiding ziet voor het anders dan wel hoger indelen van de functie, dan zoals geadviseerd door UBR.
Ten aanzien van de vraag of er een onvoorwaardelijke toezegging is gedaan aan de werknemer overweegt de commissie dat de leidinggevende van de werknemer en diens leidinggevende beiden niet bevoegd zijn om harde toezeggingen te doen omtrent de indeling van de functie van de werknemer. Echter, meermaals hebben deze leidinggevenden, zoals blijkt uit diverse verslagen van personeelsgesprekken met de werknemer aangegeven, dat de werknemer meer en zwaardere werkzaamheden heeft verricht dan welke van hem op grond van zijn functie mocht worden verwacht. Omdat sprake is van meerdere personeelsgesprekken waarbij dit aan de orde is gesteld, kan worden gesteld dat het gaat om een structureel hogere inzet van de werknemer dan dat de organisatie van hem mag zou mogen verwachten.
Voorts is gebleken dat een taakonderdeel uit de functie van de werknemer is toegevoegd aan een functie op het niveau van schaal 8. Later is dit taakonderdeel om voor de werkgever moverende redenen weer toegevoegd aan het takenpakket van de werknemer. De commissie onderkent, dat het toevoegen van dit aspect aan een twee schalen hoger ingedeelde functie niet zonder meer betekent dat het aspect zelf leidt tot een hogere indeling. Echter, indien deze werkzaamheden niet leiden tot een hogere indeling dan bevreemdt het de commissie dat deze werkzaamheden niet op horizontaal niveau zijn herbelegd, maar op een hoger niveau. Daarnaast, ondanks dat de twee leidinggevende functionarissen verwachtingen hebben gewekt over zaken waartoe zij niet bevoegd zijn, meent de commissie dat indien meermaals door leidinggevende functionarissen wordt gesteld dat hij (meerjarig) meer presteert dan van hem op grond van zijn functiebeschrijving mag worden verwacht en zij hiertoe zorg zullen dragen, de werknemer wel van een financiële compensatie uit had mogen gaan.
De commissie beveelt de werkgever aan om te onderzoeken op welke wijze de organisatie tegemoet kan komen aan de wens van de werknemer om een passende (financiële) waardering te krijgen voor de feitelijke verrichte werkzaamheden, die op grond van de functiebeschrijving niet van hem mochten worden gevergd.
Over de uitspraken van de commissie en deze samenvatting
De geschillencommissie doet uitspraak over een voorgelegd meningsverschil. De uitspraak is echter niet bindend.
Afwijken van die uitspraak kan alleen gemotiveerd gebeuren. Dit is bepaald in § 16.2 van de cao.
Deze samenvatting is een vereenvoudigde, geanonimiseerde weergave van de officiële uitspraak van de commissie.
Aan de samenvatting kunnen geen rechten worden ontleend.
Voor vragen of opmerkingen over de samenvatting, gelieve contact op te nemen met het secretariaat van de commissie via administratie.caopjuridisch@caop.nl .