Inhoudsindicatie

Strafoplegging: overplaatsing

Zaaknummer(s) 2022-00164
Datum uitspraak
Categorie(ën) verschil van mening,
zoals genoemd in 16.2 van de Cao Rijk
Een straf die uw werkgever wil opleggen
Relevante cao-bepaling(en) H15
Uitkomst zaak (deels) gegrond

Waar gaat de zaak over?

De werknemer is betrokken geweest bij een incident met een gedetineerde. Een gedetineerde kwam het kantoor binnen waar de werknemer en twee andere collega’s zich bevonden. Daarbij gaf de gedetineerde aan dat hij – conform een afspraak die hij had gemaakt met een collega van de werknemer – (na afloop van zijn recreatietijd) het aquarium zou schoonmaken. De afspraak was niet bekend bij de werknemer en zijn collega’s en daarom werd dat verzoek geweigerd. Volgens de gedetineerde was de afspraak per e-mail vastgelegd. De werknemer kon echter geen e-mail vinden waarin deze afspraak was vastgelegd. Als gevolg gaf de werknemer aan dat de gedetineerde terug moest keren naar zijn cel. Dat weigerde de gedetineerde en hij bleef zeggen dat hij het aquarium ging schoonmaken. De gedetineerde bleef volharden en wilde niet naar zijn cel gaan. Als reactie daarop heeft de werknemer de arm van de gedetineerde gepakt om hem uit het kantoor te zetten. Nadat de gedetineerde zich hevig verzette en het de werknemer niet lukte om hem het kantoor uit te krijgen liet hij de arm van de gedetineerde los.
Vervolgens drukte de werknemer de gedetineerde tegen de glaswand van het kantoor om hem duidelijk te maken dat hij naar zijn cel moest gaan. De gedetineerde bleef weigeren om naar zijn cel te gaan. Uiteindelijk kwamen de collega’s van de werknemer tussen hen beiden en bracht een collega de gedetineerde naar zijn cel. Daarna heeft de werknemer nog wat gezegd richting de gedetineerde. Als gevolg heeft de werkgever de straf opgelegd van een tijdelijke overplaatsing van zes maanden, waarbij hij gedurende die tijd tevens een coachingstraject te volgen.

De werkgever verwijt de werknemer dat hij buitenproportioneel heeft gehandeld jegens een gedetineerde, dan wel hij heeft buitenproportioneel gereageerd. Dat wordt ondersteund door camerabeelden van het incident. De werknemer is pas tijdens een tweede gesprek – na het zien van de camerabeelden – ingegaan op hetgeen hij gezegd heeft tegen de gedetineerde. Van de werknemer wordt meer een de-escalerende aanpak verwacht. Als gevolg van zijn handelen heeft de werknemer de Gedragscode overtreden.

De werknemer kan zich niet vinden in de opgelegde straf. Hij vindt de straf niet proportioneel. Daarbij geeft hij aan dat zijn collega’s die getuigen waren van het incident niet zijn gehoord. Verder wijst hij op het feit dat de betrokken gedetineerde zijn excuses voor het voorval heeft aangeboden en geen aangifte heeft gedaan. Ook verklaarde de gedetineerde dat hij niet zeker weet of de werknemer bepaalde discriminerende woorden heeft gezegd. Tot slot stelt de werknemer dat hij onberispelijke staat van dienst heeft bij verweerder en dit incident is een smet op zijn loopbaan en reputatie.

Hoe luidt de uitspraak van de commissie?

De commissie is van oordeel dat verzoeker niet correct heeft gehandeld wat betreft het voorgevallen incident met de gedetineerde en kwalificeert het als buitenproportioneel handelen. Daarbij spelen de volgende omstandigheden een rol. De werknemer heeft training gehad op het gebied van het gebruik van geweld binnen het wettelijke kader, de Integrale Beroepsvaardigheden Training (IBT). Daarnaast is de commissie van mening dat de werknemer door zijn jarenlange ervaring bij de werkgever voldoende in staat moet kunnen zijn om correct te handelen. Tenslotte is verzoeker werkzaam op de Extra Zorgvoorziening (EZV) afdeling. Die afdeling is voor kwetsbare gedetineerden. De werknemer had zich daarom bewust moeten zijn van zijn handelen, vooral met deze groep gedetineerden.

De werkgever stelt dat de straf is opgelegd naar aanleiding van de gedragingen van verzoeker én het reageren na afloop van het incident richting de gedetineerde. Niet is vast komen te staan of verzoeker iets onbehoorlijks heeft geroepen. Gelet daarop en de overige omstandigheden is de commissie van oordeel dat het buitenproportioneel reageren niet aan verzoeker kan worden tegengeworpen.

De werkgever heeft besloten om gelet op de aan verzoeker verweten gedragingen de disciplinaire straf van een tijdelijke overplaatsing op te leggen. Voor de commissie is het buitenproportioneel handelen van de werknemer vast komen te staan. De commissie oordeelt echter dat de vraag of de werknemer buitenproportioneel heeft gereageerd niet bevestigend kan worden beantwoord. Op de camerabeelden zou te zien zijn dat de werknemer iets roept richting de gedetineerde, al dan niet gepaard met een heftige reactie. Het is niet duidelijk of de werknemer iets onbehoorlijks heeft gezegd tegen de gedetineerde. Gelet op het feit dat de opgelegde straf is opgelegd wegens het buitenproportioneel handelen en buitenproportioneel reageren en dat laatste niet is komen vast te staan, is de straf naar de mening van de commissie niet proportioneel. De commissie geeft verweerder het advies om de straf van de tijdelijke overplaatsing te verkorten naar vier maanden.

Over de uitspraken van de commissie en deze samenvatting

De geschillencommissie doet uitspraak over een voorgelegd meningsverschil. De uitspraak is echter niet bindend.
Afwijken van die uitspraak kan alleen gemotiveerd gebeuren. Dit is bepaald in § 16.2 van de cao.

Deze samenvatting is een vereenvoudigde, geanonimiseerde weergave van de officiële uitspraak van de commissie.

Aan de samenvatting kunnen geen rechten worden ontleend.

Voor vragen of opmerkingen over de samenvatting, gelieve contact op te nemen met het secretariaat van de commissie via administratie.caopjuridisch@caop.nl .