Inhoudsindicatie

Strafoplegging: berisping

Zaaknummer(s) 2022-00149
Datum uitspraak
Categorie(ën) verschil van mening,
zoals genoemd in 16.2 van de Cao Rijk
Een straf die uw werkgever wil opleggen
Relevante cao-bepaling(en) H15
Uitkomst zaak (deels) ongegrond

Waar gaat de zaak over?

De werknemer is betrokken geweest bij een incident waarbij hij met zijn postkar – niet bewust – een schoonmaakster heeft geraakt. Vervolgens heeft een woordenwisseling plaatsgevonden tussen de werknemer en de schoonmaakster. Hierbij is ook sprake geweest van een stemverheffing aan de zijde van de werknemer. Dat werd voor verzoeker met name ingegeven door de opmerking van de schoonmaakster dat hij beter moest leren sturen. Van het incident zijn drie medewerkers getuigen geweest die allen verklaren dat de werknemer tegen de schoonmaakster is gereden en dat hij zijn stem verhief, dan wel agressief was richting de schoonmaakster. Ook verklaarde een getuige dat vlak na het voorgaande incident, de werknemer met zijn postkar tegen zijn postkar aan was gereden.

De werkgever verwijt de werknemer dat hij dat zich agressief heeft gedragen wegens het met stemverheffing praten dan wel schreeuwen en het feit dat hij enkele minuten later opnieuw een collega heeft aangereden. Dat gedrag is in strijd met de toepasselijke gedragscode. Daarom heeft de werkgever de straf van een schriftelijke berisping aan de werknemer opgelegd.

De werknemer kan zich niet vinden in de opgelegde straf. Volgens hem is de straf niet proportioneel in verhouding tot de feiten die aanleiding geven tot het opleggen van de straf. Daarbij is de werknemer van mening dat de procedures inzake de ingediende klacht jegens hem en de opgelegde berisping niet fatsoenlijk zijn. Verder stelt de werknemer dat de opgestelde verklaringen van getuigen zo opgesteld zijn dat de werknemer in een kwaad daglicht is gesteld en de ingediende klacht een vooropgezet plan betreft.

Hoe luidt de uitspraak van de commissie?

De commissie is het met de werkgever eens dat de gedragingen van de werknemer niet in lijn zijn met de gedragscode De commissie oordeelt dat verzoeker zich niet heeft gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt door zich op een verbaal agressieve manier te uiten na een incident waarbij hij iemand heeft aangereden. Het vermoeden van de werknemer dat sprake zou zijn van een opgezet plan jegens hem is onvoldoende onderbouwd.

De werknemer heeft in de onderhavige procedure een medische rapportage overgelegd. Hieruit blijkt dat de werknemer al enige tijd kampt met problematiek inzake zijn mentale gezondheid. Bij verweerder was de medische gesteldheid van verzoeker niet bekend. De rapportage dateert van voor de berisping. De informatie uit de rapportage kon dan ook niet worden betrokken bij de afweging om een berisping op te leggen aan de werknemer. Verder is er voor verweerder geen aanleiding om aan te nemen dat het gedrag van het incident zijn oorsprong vindt in een medische aandoening. De commissie concludeert dat sprake is van een voorlopige diagnose en verzoeker nog onder behandeling is.

De commissie vindt de opgelegde straf van een berisping – de lichtste straf genoemd in artikel 15 van de cao Rijk – passend. Ook gelet op het feit dat zich in het verleden meerdere incidenten rondom verzoeker – hebben voorgedaan.

Over de uitspraken van de commissie en deze samenvatting

De geschillencommissie doet uitspraak over een voorgelegd meningsverschil. De uitspraak is echter niet bindend.
Afwijken van die uitspraak kan alleen gemotiveerd gebeuren. Dit is bepaald in § 16.2 van de cao.

Deze samenvatting is een vereenvoudigde, geanonimiseerde weergave van de officiële uitspraak van de commissie.

Aan de samenvatting kunnen geen rechten worden ontleend.

Voor vragen of opmerkingen over de samenvatting, gelieve contact op te nemen met het secretariaat van de commissie via administratie.caopjuridisch@caop.nl .