Inhoudsindicatie

Vrijheid van meningsuiting. Geschil over de reactie van de werkgever op een in een regionale krant gepubliceerd artikel van werknemer en de onderlinge samenwerking en communicatie.

Zaaknummer(s) 2021-00262
Datum uitspraak
Categorie(ën) verschil van mening,
zoals genoemd in 16.2 van de Cao Rijk
Ander onderwerp
Relevante cao-bepaling(en) -
Uitkomst zaak (deels) gegrond

Waar gaat de zaak over?

De werknemer heeft een artikel geschreven dat gepubliceerd is in een regionale krant. Bij de ondertekening van het artikel is behalve de naam en woonplaats van de werknemer, ook de werkgever vermeld en dat het artikel op persoonlijke titel is geschreven. Na de publicatie van het artikel is er een discussie op sociale media ontstaan waarin de werkgever ook is genoemd. De werkgever meent dat het de werknemer vrij staat om zijn mening te uiten maar dat de werknemer als rijksambtenaar de verantwoordelijkheid heeft om zijn persoonlijke mening niet in verband te brengen met werkgever. Bij een eventueel volgend artikel verzoekt de werkgever werknemer om conform de GIR te handelen en afstemming te zoeken met zijn leidinggevende.

De werknemer geeft aan dat het niet zijn intentie was om de werkgever bij de ondertekening te noemen, maar dat de krant dit uit eigen beweging heeft gedaan. Er is volgens werknemer geen rechtstreeks verband tussen het artikel en de beleidsterreinen van de werkgever. Werkgever heeft vastgesteld dat hij overeenkomstig de regels van de GIR heeft gehandeld maar stuurt hem desondanks een brief met verwijten en neemt deze op in zijn P-dossier.

In een tweede verzoek legt de werknemer de wijze aan de commissie voor waarop de werkgever bij werknemer heeft aangedrongen op een gesprek om de samenwerking te verbeteren. Volgens de werknemer heeft de werkgever hierin onbetamelijk gehandeld door te dreigen met ontslag als hij niet met de werkgever in gesprek gaat.

De werkgever heeft de werknemer diverse keren opgeroepen om in gesprek te gaan, ook onder leiding van een mediator. De werknemer wijst elk gesprek af en doet ook geen voorstel om tot een andere oplossing te komen. Van een goed werknemer verwacht de werkgever constructieve medewerking om tot een oplossing van het arbeidsconflict te komen.

Hoe luidt de uitspraak van de commissie?

Vrijheid van meningsuiting is een grondrecht dat voor ambtenaren in relatie tot het ambtelijk functioneren is begrensd. Deze grenzen zijn weergegeven in artikel 10 van de Ambtenarenwet en in de Gedragscode Integriteit Rijk. Voor de publicatie van eigen teksten bepaalt de GIR dat vermeld moet worden dat de publicatie op persoonlijke titel is geschreven en dat er geen misverstand moet kunnen ontstaan over het feit dat het gaat om een persoonlijke opvatting en niet om een opvatting in hoedanigheid van ambtenaar. Binnen de kaders van de GIR bestaat de vrijheid van meningsuiting. De commissie stelt vast dat de publicatie binnen de grenzen van de GIR is gebleven. Naast de vrijheid van meningsuiting binnen de grenzen van de GIR geldt dat partijen als goed werkgever en goed werknemer rekening moeten houden met elkaars belangen.

De brief van werkgever ademt dat de werkgever buiten de grenzen van de GIR is gegaan, terwijl dit niet het geval is, waardoor de brief ten onrechte een verwijtende toon krijgt. De werkgever mag waarborgen scheppen om te voorkomen dat hij door een misverstand in de toekomst nogmaals ongewenste aandacht krijgt. De werkgever mag al hetgeen voor de inhoud en uitvoering van de arbeidsovereenkomst van belang is opnemen in het personeelsdossier, voor zover dit niet in strijd is met de AVG of goed werkgeverschap. De werknemer mag zijn visie op de gebeurtenissen kenbaar maken aan de werkgever en deze visie laten toevoegen aan het personeelsdossier.

Partijen hebben elkaar over en weer verwijten gemaakt waarbij de toon van de communicatie niet oplossingsgericht maar escalerend was. De commissie is van oordeel dat het in een conflictsituatie hoe dan ook verstandig is om het gesprek met elkaar aan te gaan, zonder daaraan voorafgaande voorwaarden te verbinden. De wijze waarop verzoeker heeft gereageerd, de daarbij gebruikte bewoordingen en de geuite beschuldigingen aan het adres van verweerder hebben geleid tot een actie-reactie situatie met verweerder, waardoor verweerder zich genoodzaakt voelde om daarop stevig te reageren. Naar oordeel van de commissie past het dreigen met ontslag evenwel niet in een conflict met een werknemer met een langdurig dienstverband en een onbeschreven blazoen en is deze dreiging in deze situatie disproportioneel.

Over de uitspraken van de commissie en deze samenvatting

De geschillencommissie doet uitspraak over een voorgelegd meningsverschil. De uitspraak is echter niet bindend.

Afwijken van die uitspraak kan alleen gemotiveerd gebeuren. Dit is bepaald in § 16.2 van de cao.

Deze samenvatting is een vereenvoudigde, geanonimiseerde weergave van de officiële uitspraak van de commissie.

Aan de samenvatting kunnen geen rechten worden ontleend.

Voor vragen of opmerkingen over de samenvatting, gelieve contact op te nemen met het secretariaat van de commissie via administratie.caopjuridisch@caop.nl .